Shakespeare with a rainbow mustache

Dit is waarom het ‘Shakespeare Club’ heet

Een kleine groep dappere mannen en vrouwen heeft hard gestreden om de eerste Shakespeare Club-bijeenkomst in 1946 te laten plaatsvinden. Weet je, de tijden waren toen heel anders. Vóór de jaren dertig bestond er vrijwel geen literatuur over homoseksualiteit. In 1911 maakte de regering affectie en seks tussen mensen van hetzelfde geslacht illegaal (artikel 248bis). Lesbische en homoliefde leidde niet alleen tot een gevangenisstraf van maximaal vier jaar, maar ook tot een volledig sociaal isolement. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het zelfs illegaal om homoseksueel te denken, wat dat ook moge zijn. Toen de eerste Shakespeare Club plaatsvond, probeerde de politie er zelfs achter te komen of Shakespeare homo was of niet. Maar wat heeft Shakespeare ermee te maken?

Voor en na de oorlog haalde een speciale politie-afdeling (zedenpolitie) alle boeken met zelfs een klein beetje queerness uit de bibliotheken. De boeken die de bibliotheek bereikten, noemden het een ziekte, net als de priesters en therapeuten. Contactadvertenties in tijdschriften plaatsen om te zoeken naar anderen zoals jij was veel te riskant, dus moest je woorden zoals “reisgenoot” of “penvriend” gebruiken. Dan nog steeds moest je oppassen dat je de aandacht niet trok van de politie of je familie en vrienden. Een veilige plek was amper te vinden.

Lesbische vrouwen en homoseksuele mannen hadden simpelweg geen recht op leven. De doorzettende Niek Engelschman bracht zijn eigen leven in gevaar en vond een paar “reisgenoten” om het eerste homo-erotische tijdschrift te lanceren: Levensrecht. Maandblad voor Vriendschap en Vrijheid. De eerste editie bevatte onder meer een welkomsttekst, gedichten, een artikel over hormonen en een recensie van Bennie Stokvis’ boek De Homoseksuelen. Na drie nummers bereikten ze al 190 betalende abonnees! Toen kwam de oorlog.

Helaas was niet iedereen na de oorlog bevrijd. De deur van de kast bleef potdicht, omdat artikel 284bis weer terug van weggeweest was. Niek Engelschman en zijn “reisgenoten” zochten naar een mogelijkheid om kennis over homoseksualiteit te organiseren, mobiliseren en delen. Hun recht om te leven in de samenleving was immers nog steeds onzeker.

Hoewel er enkele financiële uitdagingen waren en er veel werk van moest worden gemaakt om het lezersaantal te vergroten, kwam Levensrecht weer terug op de rails. Engelschman was vastbesloten om niet alleen voor een collectief van intellectuelen te publiceren, maar voor mensen uit alle lagen van de bevolking: voor de kruideniers uit Vaals, de fietsjongens uit Rotterdam en krantenbezorgers uit Den Bosch. Al snel verspreidde het tijdschrift zich landelijk, van Arnhem tot Rotterdam, Haarlem tot Velp, Tilburg tot Amsterdam.

“Het interessante was dat er die avond, die om kwart over acht zou beginnen, om half acht al hele rijen voor de deur stonden. Toen wij om ongeveer kwart voor acht probeerden daar binnen te komen, hadden wij de grootste moeite ons door de belangstellende wachtenden heen te worstelen”

– Niek Engelschman

Stel je nu voor dat je een tijdschrift ontvangt over vrijwel alles waar je naar op zoek was in jezelf. Je begint te begrijpen wie je bent en waarom je anders bent. Natuurlijk wil je anderen ontmoeten en erover praten. Maar hoe? De Levensrecht-redactie ontving al brieven van lezers die graag langs wilden komen bij de redactie op Plantage Muidergracht 15. Engelschman werd geïnspireerd door het Zwitserse blad Der Kreis, die ook lezersbijeenkomsten organiseerden, en was er nu ook zeker van dat ze lezersbijeenkomsten moesten gaan organiseren.

Uiteindelijk vond op 7 december 1946 de allereerste bijeenkomst van Levensrecht plaats in De la Paix (Leidsestraat 67-71 Amsterdam), georganiseerd door de Amsterdamse Shakespeare Club. Waarom de naam Shakespeare? Hier is voor gekozen “omdat wij de pretentie hadden literaire en historische zaken te combineren. Wij vonden dat de grote onvergetelijke William Shakespeare veel sonnetten had geschreven met een duidelijk homo-erotische teneur ”.

De eerste avond was voornamelijk gewijd aan lezingen over de homo-erotische betekenis van het Griekse classicisme, samen met exclusieve beelden van Griekse beelden. De tweede dag, die in Krasnapolsky plaatsvond, was een middag met dansen, zingen en praten. Net zoals de Shakespeare Club vandaag! Helaas werd hen gevraagd om nooit meer terug te keren naar de Krasnapolsky, toen de eigenaar erachter kwam dat hij homoseksuelen over de vloer had.

Desalniettemin gaven het dansen, zingen, praten, lachen en huilen ongelooflijke zuurstof aan de onstuimige strijd voor sociale acceptatie en gelijkheid. Zonder doorzettingsvermogen, veerkracht en gemeenschapszin geloof ik dat Shakespeare Club nooit zou hebben bestaan, of slechts nog een lange tijd tussen de regels van Shakespeares sonnetten zijn gebleven.

Illustratie door @afroditisart / referenties uit Cultuur en Ontspanning: Het COC 1946-1966 door Hans Warmerdam & Pieter Koenders